Liever boos op een ander dan je eigen rouw te voelen

– Een verhaal over een bochtje creëren om je eigen pijn heen. –

Zodra hij op de stoel naast mij plaatsneemt, keert hij met zijn aandacht volledig naar binnen toe. Een kromgebogen houding en een neergeslagen blik, afwachtend.
“Wat heb je nodig om hier goed te landen?” Vraag ik.
“Niks, ik ben er al. Ik heb hier gewoon écht geen zin in. Ik voel zoveel weerstand!”
“Wat goed dat je toch gekomen bent” zeg ik. “Wil je me vertellen waar je weerstand over gaat?”

Hij verteld over zijn kinderen. Alles aan hem laat zien hoeveel hij van ze houdt, ik kan het helemaal meevoelen. Dan verteld hij ook over de zaaddonor. “Ik heb mijn kinderen niet zelf kunnen verwekken, daar had ik hem voor nodig. Ik ben zo ontzettend boos op die man! Ik wil graag mijn kinderen opstellen én de donor. Ik wil de woede die ik voel naar hem uiten.”

Het raakt me als hij verteld wat hem hier heeft gebracht. Zo aan de oppervlakte begrijp ik zijn boosheid. Op de onderlaag merk ik ook wat verwarring bij mijzelf. Zijn kinderen waar hij zo van houdt en vol liefde over spreekt. Geboren uit een genereuze daad van een andere man. De woede daarom, die uit elke vezel van hem spreekt. Het wringt een beetje.

“Wat pijnlijk” zeg ik.  Wanneer kwam je tot de ontdekking dat je zelf geen kinderen kan verwekken?
“15 jaar geleden.”
“Ik wil graag een tussenstap met je maken en eerst jouw 15 jaar jongere zelf opstellen.”

Meteen schiet hij in de weerstand. “Waarom? Ik weet niet of ik daar wel op zit te wachten en ik weet heel goed wat ik wel wil doen..” Nadat ik mijn voorstel wat meer heb uitgelegd stemt hij in.

Hij kiest een representant uit voor zijn jongere zelf en gaat er recht tegenover staan. Ik geef hem de tijd om te voelen wat erin zijn lijf gebeurt als hij weer contact maakt met dit deel van hem, het moment dat hij ontdekt nooit biologisch vader te kunnen worden.
Hij voelt boosheid opkomen, maar ook verdriet en medelijden. “Het is veel” zegt hij. “Dat is het ook” zeg ik. Ik vraag hem wat hij nu het liefst zou willen doen met zijn jongere zelf die daar tegenover hem staat. “Vasthouden en tegen me aan drukken. Ik wil hem troosten.” “Doe dat maar.” Zeg ik.

Langzaam loopt hij naar de representant voor de jongere versie van hemzelf en pakt hem vast. Zoals een vader voor zijn kind zorgt, die een groot verdriet te verwerken heeft neemt hij zijn jongere zelf bij zich. Ik zie hoe zijn lijf en zijn hele gelaat meer ontspant.

“Draai je dan nu maar om.” Zeg ik. “Dan zal je jouw kinderen zien en ook in de ogen van de donor kijken.”

Met zijn jongere zelf dicht tegen zich aan draait hij zich om. “Ik voel me niet meer zo boos.” Zegt hij.
En tegen zijn kinderen zegt hij. “Ik hou zó ontzettend veel van jullie.”
Dan vraag ik hem of het klopt dat zijn liefde voor zijn kinderen net zo groot is als de angst om ze te verliezen aan hun donor. “Ja, dat is het” zegt hij.  “Dat is waar het om gaat. Die angst wil ik helemaal niet voelen, dat maakt me zo boos!”

Wanneer ik aan de kinderen vraag hoe het voor hen is op hun plek reageren ze allebei op eenzelfde manier. “Ik heb het goed. Of ik nu naar hem kijk of naar mijn vader, ik voel me goed. Ik hou heel veel van mijn vader.”
Dat is het moment waarop hij breekt. Hij loopt naar de donor om hem in zijn armen te sluiten. Snikkend zegt hij: “Dankjewel. Dankjewel voor mijn kinderen.”

Dat wat we niet rondmaken in onszelf zal zich hoe dan ook aan ons opdringen. Rouwen om dat wat we niet zijn of kunnen maar zo graag hadden gewild. Het aannemen en accepteren van je eigen lot. Het is een taak die soms te groot lijkt om te dragen. Het verdriet is te groot, de pijn te sterk.
Om dit niet te hoeven voelen ontwikkelen we bepaald gedrag om de pijn heen. Bijvoorbeeld door de ene emotie over de andere te plakken, zoals boosheid over verdriet, afwijzing naar onszelf of andere pijnlijke gevoelens. Vaak vinden we woede namelijk net wat makkelijker te hanteren dan vol de rouw te voelen. En om het af te maken richten we de boosheid niet op onszelf maar op iemand anders. Wel zo makkelijk en minder pijnlijk.

Niet bewust, meestal. Wel effectief, meestal. In elk geval voor een bepaalde tijd en enkel om de niet gewenste gevoelens niet te voelen. Constructief is het niet. Want het oorspronkelijke gevoel blijft en daardoor de onrust ook.

Constructief wordt het als je opzoek gaat naar de daadwerkelijke bron van je onrust. Dat wat je naar buiten uit terugbrengt bij jezelf. Naar binnen. Teruggaan naar dat moment waarop het zo pijnlijk voor je was dat je er op dat moment (onbewust) voor hebt gekozen om een bochtje om de pijn te maken. Dat moment doorvoelen, doorademen en vastpakken.
Zo creëer je voor jezelf een herkansing om nu anders te reageren dan toen. Zonder bochtje, vaak met tranen, maar ook met een constructieve, helende werking.